Ik zag het van heel dichtbij, zes jaar geleden. Ik zag hoe depressie een mens verandert. Hoe iemand die ik zag als een sterk persoon, langzaam weggleed en een schim van zichzelf werd.
Depressie bekruipt je en besluipt je. Het neemt je over, vaak zonder dat je het doorhebt. Langzaam zak je weg. Zwak je af. Zo langzaam, dat dat zware gevoel normaal lijkt. Dat je denkt dat het erbij hoort dat je zo moe bent. Dat paniekaanvallen iedereen overkomen. Dat je het gewoon gaat vinden dat je eigenlijk nergens zin in hebt. Niets leuk vindt. Geen belangstelling kunt opbrengen voor wat of wie dan ook. Angst ontwikkelt voor dingen die niet eng zijn.
Ik zag het van heel dichtbij, maar het duurde lang voordat ik het écht zag. Dat ik doorhad dat er iets totaal niet klopte. Dat de blik in haar ogen dof was, dat haar relatie onder druk stond, dat ze behalve werken eigenlijk niets meer kon. Anderen hadden het misschien eerder door, maar als het zo dichtbij komt, zie je sommige dingen misschien niet. Of wil je ze niet zien.
Ze was al een tijdje ‘met zichzelf aan de slag’. Ze dacht dat het goed met haar ging, dat ze op de goede weg was. Maar eigenlijk ging het steeds een beetje slechter. Het leven voelde soms als een loodzware last. En tegelijkertijd ook niet. Want ze had een fijne baan, fijne vrienden, een fijn huis, een fijne vent. Misschien dat ze daarom wel zo moeilijk aan het idee kon wennen dat wat er met haar aan de hand was, groter was dan zijzelf. Dat het niet haar eigen schuld was, dat het niet ‘tussen haar oren zat’.
ZIEK IN JE HOOFD
Depressie is een ziekte. Je ziet hem dan we niet aan de buitenkant, maar hij zit net zo min tussen je oren als een gebroken arm of een nieraandoening. Een (deel van de) oplossing is in dat geval alleen geen gips of dialyse, maar medicijnen. Medicijnen die ervoor zorgen dat bepaalde stofjes in je hersenen weer in balans raken. Er is iets defect, en dat moet gerepareerd worden.
Maar depressie is taboe. Ziek zijn in je hoofd, daar praten we niet over. Je wilt niet gek gevonden worden, mensen moeten niet denken dat jij ze niet allemaal op een rijtje hebt. Daarom was de stap tot het slikken van antidepressiva voor haar een enorme. Het duurde maanden voor ze durfde. Voor ze aan zichzelf toe kon geven dat het moest, dat ze er echt zelf niet meer uitkwam. Ze voelde zich een enorme loser. Haar eigenwaarde was al gering, maar toegeven dat je pillen nodig hebt om weer een beetje blij te worden lieten het laatste restje zelfrespect als sneeuw voor de zon verdwijnen.
SPRANKELENDE OGEN
De eerste weken waren een hel. Voor de stofjes doen wat ze moeten doen, doen ze eerst nog even het tegenovergestelde. Maar braken er langzaam wat zonnestraaltjes door in haar hoofd. En ze begon te beseffen dat ze geen loser was. Dat ze keihard haar best had gedaan om beter te worden. Dat het van moed getuigt toe te geven dat je iets niet in je eentje kunt. En daarom wéét ze nu hoe gevaarlijk het is om te roepen dat als je maar een beetje gaat zitten punniken of knuffelen met bos elfjes alles wel weer goedkomt.
Hoe je mensen enorm tekort doet met dat soort kortzichtig gelul. Dat juist dit soort uitingen ervoor zorgen dat de stap om medicijnen te gaan slikken nog groter wordt. En voor sommigen misschien wel te groot. Tot het grijze monster dat depressie is hen zo heeft overgenomen dat ze geen andere uitweg meer zien dan Robin Williams achterna gaan.
Met haar gaat het goed. Ze is dikker geworden door die medicijnen, maar ze is liever dik dan ongelukkig. En wie weet wat ze allemaal kan bereiken nu ze langzaam weer haar oude energie terugvindt? Nu ze steeds een beetje meer zichzelf is?
Als ik in de spiegel kijk, zie ik haar lachen. Zie ik mijn ogen weer sprankelen. Zo hoort het. En zonder medicijnen was dat nooit gelukt.