Als er iemand is die nooit burn-out zal raken, ben ik het wel – dacht ik vóór mijn burn-out. Ik had mijn burn-out niet zien aankomen, daardoor viel de klap extra hard. Mijn opvattingen over mezelf stonden plotseling op losse schroeven. Want wie was ik nog als ik tóch burn-out kon raken? Hoe zelfverzekerd en krachtig was ik nog?
Een burn-out is in staat om je identiteit op zijn grondvesten te laten schudden. Door mijn burn-out was ik (zo voelde het althans) hoe ik nooit wilde zijn: zwak, emotioneel, uitgeput, kwetsbaar en niet in staat tot normaal functioneren. Ik heb mezelf altijd gezien als een sterke, krachtige vrouw die de wereld aankon. Ik was ambitieus. Op mijn werk wilde ik als de beste en de slimste te boek staan. Thuis wilde ik de perfecte moeder zijn. Goed je best doen, anders ben je niemand – dit is wat ik als boodschap onthouden heb als kind.
Maar het was nooit goed genoeg. Dus moest ik steeds een schepje bovenop doen. Nog een project erbij, nog een extra taak – ik deed het even graag en met plezier. Soms merkte ik dat ik ervan baalde dat ik nauwelijks erkenning of waardering voor kreeg. Mensen waren gewend geraakt aan wat ik allemaal deed. Het leek alsof het niets bijzonders was. Maar ik wilde bijzonder zijn, ik wilde erkenning, ik wilde waardering. Ik werkte steeds harder in de hoop dat de waardering er zou komen. En hoe langer het uitbleef, hoe bitterder ik werd. Mijn betrokkenheid nam af, ik werd cynisch. Uit zelfbescherming, om de pijn en de teleurstelling niet te voelen.
Het jarenlange ploeteren begon zijn tol te eisen. Ik werkte hard, maar het leek alsof er steeds minder uit mijn handen kwam. Dus werkte ik nog harder. Zo kwam ik in een neerwaarts spiraal terecht. Ik begon fouten te maken en mijn onvermogen om er goed mee om te gaan, groeide. Ik kreeg meningsverschillen met mensen in de organisatie die hiërarchisch mijn meerdere waren. Ik werd bang voor ze. Mijn coping bestond uit vermijden of aanvallen. Ik voelde me de gebeten hond.
Ook in mijn privéleven werd ik prikkelbaar en kortaf. Ik viel uit naar mijn kinderen om het minste of geringste. Ik kreeg steeds vaker woede-uitbarstingen, gevolgd door tergende schuldgevoelens. Ik was een slechte moeder, ik was het niet waard om kinderen te hebben – dacht ik steeds vaker.
Avond aan avond zat ik achter mijn laptop te werken. Praten met mijn partner of samen iets leuks ondernemen was er niet meer bij.
Ik kreeg vage, onverklaarbare lichamelijk klachten. Eerst waren het relatief ‘onschuldige’ klachten, zoals eczeem in mijn knieholte, opgezwollen handen en ogen. Op een bepaald moment kon ik geen crème of make-up meer verdragen op mijn huid. Ik heb de link naar stress of een beginnende burn-out niet gelegd. Ik was bang dat ik een ziekte had die mij van binnenuit opvrat en mij deed uitzien als iemand met een allergische reactie na een bijensteek. De huisarts weet het aan stress en adviseerde mij om rustiger aan te doen. Dat heb ik uiteraard niet gedaan. Ik verklaarde de huisarts voor gek. Een opgezwollen gezicht en stress? Kom nou…
Later kwamen er veel meer klachten bij. Ik had last van mijn darmen en kwam steeds meer aan. De huisarts kwam met de diagnose PDS: prikkelbare darm syndroom. Ik kreeg poedertjes voor een normale stoelgang. Avond aan avond voelde ik, als ik in bed lag, aan mijn buik. Ik was ervan overtuigd dat de huisarts het niet goed had en dat ik misschien wel een tumor of zelfs kanker had.
Ik voelde me continu moe. Op een bepaald moment werd ik me erg bewust van mijn hartslag. Het leek alsof ik bij het minste of geringste buiten adem raakte en mijn hart op hol sloeg. Avond aan avond lag ik angstvallig in bed ook mijn hartslag op te meten. En als ik vond dat mijn hart te snel sloeg, raakte ik in paniek. Ik werd steeds banger dat ik een hartstilstand zou krijgen. Ik voelde ook steeds vaker druk op mijn borst. Op een dag kreeg ik zo’n extreem hoge hartslag, dat het voelde alsof ik ter plekke neer zou vallen. Ik dacht dat ik doodging (achteraf weet ik dat het hyperventilatie was).
De paniek was niet te beschrijven. Dat was mijn eerste bezoek aan de eerste hulp. Er zouden nog een paar volgen, soms midden in de nacht. Evenals een hele tour binnen de afdeling cardiologie met allerlei testen. Mijn hart mankeerde niets, maar mijn angst voor een hartstilstand was niet weg. Ik wist toch wat ik voelde? En voor mij was dat niet normaal. Ik werd langzamerhand ook een beetje hypochonder en beeldde me in dat ik allerlei enge ziektes had. Ik werd bang voor de dood. Ik wist zeker dat ik niet meer lang te leven had.
Toen het gevoel van flauwvallen vanwege mijn hoge hartslag mij in de auto overviel op weg naar het werk, heb ik me ziek gemeld. Ik was op. Ik wilde door, maar ik kon niet meer. Mijn lichaam heeft me in de steek gelaten. Ik voelde me verraden door mijn eigen lichaam. Het idee alleen dat ik moest zeggen dat ik het niet meer aankon, bezorgde me opnieuw hartkloppingen. Ze zouden me een loser vinden, een aansteller…ze zouden mij, zodra zij de kans kregen, ontslaan, omdat ik waardeloos was – daar was ik van overtuigd. Met zweet in de handen en een bonzend hart heb ik mijn verhaal gedaan.
Daarna kon ik dagenlang alleen maar huilen. Toen pas voelde ik hoe op ik was. Alle energie was eruit, ik heb het tot aan de laatste druppel opgemaakt. En nu was mijn reservetank ook leeg. Zo voelde burn-out voor mij. En ja, al deze klachten zijn ‘normaal’ bij een burn-out.
En ja, het kwam helemaal goed. Ook al kon ik me daar toen niets bij voorstellen.
Herken je iets in mijn verhaal? En wil je graag hulp van een ervaringsdeskundige? Neem contact met me op voor een kennismakingsgesprek.